Grine Medine
Laatste nummers en index Grine Medine
klik
hier
voor een volledige index op meer dan zeventien jaargangen, gesorteerd op de Jiddisje auteur waar het artikel of de vertaling betrekking op heeft
Grine Medine nummer
68
is medio november 2017 in boekvorm verschenen
Uit de inleiding:
Dit nummer van Grine medine biedt van alles wat. We
nemen afscheid van ons feuilleton met fragmenten van I.J. Singers Willy.
Hoofdpersoon Willy, die zo gelukkig was met zijn ‘onjoodse’ bestaan als
Amerikaanse boer, heeft uit schuldgevoel (zie de vorige aflevering in
Grine medine 67) zijn door pogroms geteisterde familie uit Europa laten
overkomen. In deze aflevering ervaart hij tot zijn verdriet hoe door
toedoen van zijn vader zelfs in het afgelegen Amerikaanse boerendorp de
orthodoxie het voor het zeggen krijgt.
Met Chaia Raismanns Nit in golus gaan we nog even door. In deze
aflevering lezen we onder meer hoe de twee dochters het heft in eigen
hand nemen in hun zoektocht naar een degelijke schoolopleiding.
Er zijn ook bijdragen van nog steeds actieve Jiddisje auteurs, zoals de
Israëlische, uit Bessarabië afkomstige Lev Berinski, die na het
ontvangen van de Mangerprijs onthult dat hij wellicht melk heeft
gedronken van de kleindochter van de koe die Itsik Manger ooit van melk
voorzag.
klik hier
voor de inhoudsopgave van nummer 68
Grine Medine nummer
67
is medio augustus 2017 in boekvorm verschenen
Uit de inleiding:
Mendele: Uiteraard besteden we vooral dit jaar de nodige
aandacht aan de in 1917 overleden ‘bestevaer’ (grootvader, zejde)
van de Jiddisje literatuur, Sjolem-Jankev Abramovitsj. De man die we
kennen door zijn schrijversstem Mendele Moicher Sforim (Mendele de
Boekverkoper). De man die van de volkstaal Jiddisj een literaire taal
maakte. We doen dat niet alleen met een fragment van zijn boek Manke
Fisjke en gedichten over hem van Leivick (1888-1962) en duizenddichter
Lejzer Wolf (1910-1943) uit Wilna. We herdrukken ook een beschrijving
van het koppel Abramovitsj-Mendele door Bal Machsjoves (I. Eljasjev,
1873-1924), de eerste bekende Jiddisje literatuurcriticus, uit 1901.
Feuilletons: Sinds nummer 65 houden we u vast met langer werk
in afleveringen (J.J. Singers Willy en Nit in golus van
Chaja Raismann).
Nieuw Jiddisj werk: Heel stilletjes is er ook
hedendaags werk binnengeslopen in ons blad. Nieuw en nooit eerder
gepubliceerd zijn de gedichten van Annelize Dresch en het proza van
Benjan Machawitz en Polner G. (in het vorige nummer). Ook het in oisjes
uitbrengen van het buiten ons land onbekende boek Nit in golus un nit
in der heem (vanaf nummer 65) is nieuw. Het Jiddisje werk van de in
Lemberg/Lviv geboren schrijver en activist Michael Dorfman (1954) is
alleen in een - verder Russischtalig - internetjournaal verschenen (in
dit nummer een gedicht en een ‘notitie‘). klik hier
voor de inhoudsopgave van nummer 67
Grine Medine nummer
66
is begin mei 2017 in boekvorm verschenen
Uit de inleiding:
In vroeger tijden was het heel gewoon: het feuilleton. Elke krant,
elk tijdschrift had wel zo’n vervolgverhaal, dat de lezers reikhalzend
deed uitzien naar de volgende aflevering. En dan ging het niet alleen om
verhalen van keukenmeidenniveau. Ook Couperus’ schitterende roman
Eline Vere uit 1889 verscheen oorspronkelijk als feuilleton in de
Haagse krant Het Vaderland, en leidde dag na dag tot verhitte
gesprekken in de Haagse tram.
In Grine medine proberen we deze traditie op bescheiden
schaal nieuw leven in te blazen, met de roman Willy van I.J. Singer, die
oorspronkelijk als feuilleton verscheen in de Forwerts en met de
verhaaltjes van Chaia Raismann. Mirjam Gutschow geeft bovendien de
nodige achtergrond informatie over Chaia Raismann en haar boek.
Verder staan we stil bij de honderdste sterfdag van Mendele Moicher
Sforim door het publiceren van een fragment van zijn ‘schelmenroman’
Masoës Benjomin Hasjlisji in de Nederlandse vertaling van Willy
Brill.
En tot slot staan we stil bij de dood van beeldend kunstenaar Josl
Bergner, die zelf niet zoveel schreef, maar wel zijn lange leven lang
tussen de schrijvers verkeerde en veel van hun boeken schitterend
illustreerde. klik hier
voor de inhoudsopgave van nummer 66
Grine Medine nummer
65
is eind december 2016 in boekvorm verschenen
Uit de inleiding:
In donkere dagen brengen wij u een Grine medine voor het
lichtjesfeest, inwijdingsfeest, Makkabeeënfeest, Ganneke, Chanoeka of
hoe u het noemen wilt. Maar wat betekent dit feest eigenlijk? Over die
vraag botste eind negentiende eeuw de traditionele jood op de
sympathisant van nieuwe bewegingen. In de Romeinse tijd hadden rabbijnen
de herdenking van de Makkabeeënopstand gedepolitiseerd tot het wonder
van een oliekruikje. In de negentiende eeuw bloeiden allerlei soorten
joods nationalisme weer op, met nieuwe aandacht voor heldendom en
vrijheidsstrijd. In Perets’ Channekewonder zien we de
traditie-jood, de assimilant, de vrager en de heimelijk verliefde
armoedzaaier met moderne joodse ideeën. Ook zijn eveneens in 1894
geschreven Chanoeka-kaarsje beschrijft de tegenstelling tussen
een klein lichtje en die grote opstand van weleer.
Verder in dit nummer jeugdherinneringen uit Witebsk en uit Amsterdam; de
eerste van Bella Chagall (het verhaal Chanoekageld uit Brenendike Licht),
de tweede (Nit in golus un nit in der heem) van Chaia Raismann.
De Raismanns waren ver voor de Eerste Wereldoorlog naar Amsterdam
gekomen, waar de schrijfster in 1912 trouwde met de socialistische arts
Ben Sajet. In 1931 kwamen haar jeugdherinneringen bij de Arbeiderspers
uit in (een wat wonderlijke) transcriptie, een novum. We brengen hier de
eerste twee hoofdstukken van haar boek zowel in oisjes (voor het eerst)
als in een moderne transcriptie.
Een klein straaltje licht: het licht kiert weer door de duisternis
in een vrij recent gedicht van de arts Sjolem Berger uit Baltimore.
Helemaal van hier en nu zijn de Amsterdamse gedichten van Annelize
Dresch. Een lichte ironie waait van Waterlooplein naar Centraal Station
(het vierde perron). We trachten voortaan in elk nummer nieuw Jiddisj
werk te brengen.
klik hier
voor de inhoudsopgave van nummer 65
Grine Medine nummer
62
is begin mei 2016 in boekvorm verschenen
Uit de inleiding:
Er zijn weinig religies die zo gereglementeerd zijn als het
jodendom. Voor elke situatie, voor elke handeling is er wel een regel.
En doordat er eeuwenlang weinig onderscheid gemaakt werd tussen het
religieuze en het dagelijks leven, had iedere jood met deze regels te
maken. Regels zijn er nooit voor niets. De mens is niet alleen geneigd
tot het goede (jejtser tov), maar ook tot het kwade (jejtser
hore). Zonder leefregels zou de neiging tot het kwade vrij spel
hebben, en zelfs mét regels zijn de avejres (overtredingen,
zonden) niet van de lucht. Over deze avejres gaat dit nummer.
Over leugentjes, kwaadsprekerij en diefstal, maar ook over prostitutie,
moord en – het allerergste – afvalligheid, overgang tot het christendom.
Over dergelijke grote en kleine zonden kunt u hier lezen, in verhalen,
gedichten en romanfragmenten van onder meer Sjolem Alejchem, Itsik
Manger, Dovid Bergelson en de gebroeders Singer. klik hier
voor de inhoudsopgave van nummer 62
Grine Medine nummer
61
is eind november 2015 in boekvorm verschenen
Uit de inleiding:
Het kan niemand ontgaan: het nummer dat voor u ligt, is gewijd aan
een van de belangrijkste schrijvers uit de geschiedenis van de Jiddisje
literatuur: Jitschok Lejboesj Perets (1852-1915), beter bekend als J.L.
Perets. Honderd jaar na zijn dood zijn er in Polen, zowel in zijn
geboorteplaats Zamość als in zijn latere woonplaats Warschau, nog steeds
straten naar hem genoemd. Al zijn er maar weinig Polen die zich
realiseren dat het hier om een Jiddisje schrijver gaat. Ruim een eeuw
geleden was dat in joodse kring wel anders. Niet alleen schreef hij zelf
talloze verhalen en toneelstukken, hij was ook een soort leermeester
voor aankomende auteurs, die bijeenkwamen in zijn huis in Warschau. Er
is veel geschreven óver Perets, in dit nummer publiceren we vooral werk
ván Perets. klik hier
voor de inhoudsopgave van nummer 61
Grine Medine nummer
59/60
is in de zomer van 2015 als dubbelnummer in boekvorm verschenen
Uit de inleiding:
Di zelbike Jente nor andersj geslejert, zo ziet dit zomernummer van
Grine Medine eruit, en dat wil zeggen: Dezelfde Jente maar anders
gesluierd. Wat dikker, maar ook trotser omdat ze voor het eerst in de
boekhandel komt. Ze heeft een bont gezelschap meegenomen. In de eerste
plaats Mendele Moicher Sforim, de ‘grootvader’ van de Jiddisje
literatuur, die meestal met zijn paard en wagen vol boeken reist maar
deze keer voor de trein heeft gekozen; diens ‘kleinzoon’ Sjolem
Alejchem, die drie aantrekkelijk weduwen in beeld brengt; en Perets, ‘de
vader’ van de Jiddisje literatuur, die naar eigen zeggen geen goede
verhalen kan schrijven en eigenlijk alleen geïnteresseerd is in wat
tussen aanhalingstekens staat, dus wat mensen tegen elkaar zeggen. Toch
wijdt hij een verhaal aan Bontsje Sjwaig, Bontsje de Zwijger.
Maar daar blijft het niet bij. Een hele stoet erfgenamen dient zich aan,
schrijvers die de taal hebben verrijkt en verfijnd. Voor wie regelmatig
GM leest zijn zij al huisgenoten geworden, met wie je praten en lachen
kunt. Nieuwe lezers nemen ze hopelijk snel voor zich in. De filosofen
zullen gecharmeerd zijn van rebbe Nachmen van Bratslav, wiens
denkpatroon soms van een indrukwekkende eenvoud is. Zelf schreef hij
niets op, daar had hij zijn secretaris Nosn voor, die elk woord van zijn
leermeester letterlijk en met respect noteerde. Bij Israël Jehosjoea
Singer komen de volgelingen van de chassidische rebbes er met het
portret van Avrom Hersj Asjkenazi heel wat minder goed van af.
Verder vindt u in deze bundel, naast poëzie van Kadya Molodowsky en
Rejzl Zychlinski, prachtig proza van Dovid Bergelson, Melech Ravitch,
Sjolem Asch en Avraham Sutzkever en een wat bizar verhaal van de
hedendaagse Jiddisje auteur Michoël Felsenbaum. klik hier
voor de inhoudsopgave van nummer 59/60
Grine Medine nummer
58
is in maart 2015 in boekvorm verschenen
Uit de inleiding:
Dit nummer verschilt enigszins van andere nummers. Het is in zijn
geheel gewijd aan Poea Rakovsky, die 150 jaar geleden werd geboren in de
Poolse stad Białystok. Poea Rakovsky wijdde haar leven aan de
emancipatie van joodse vrouwen en het onderwijs aan joodse meisjes. Ze
stichtte een aantal scholen met naast de nodige seculiere vakken het
verplichte vak Hebreeuws. Om de kinderen een aangename en gezonde zomer
te bezorgen organiseerde ze ook jarenlang een vakantiekolonie. Haar
scholen en kinderkolonies werden gekenmerkt door een coöperatieve opzet
met gelijk loon voor iedereen, gedrevenheid bij de leraren, respect voor
de kinderen, liefde voor het joodse erfgoed en een praktische
gerichtheid op de wereld.
In haar politieke werk beschouwde zij zichzelf als revolutionair, wat ze
tot uiting bracht in de titel van haar herinneringen.
Poea Rakovsky gaf haar memoires de titel Herinneringen
van een joodse revolutionaire. Ze werden voltooid in 1942 en in 1952
gepubliceerd. Kees van Hage vertaalde voor ons een twintigtal fragmenten
uit het Jiddisje origineel en voorzag ze van commentaar.
Grine Medine nummer
57
is begin januari 2015 in boekvorm verschenen
Uit de inleiding:
In deze donkere dagen (december 2014) willen de gedachten nog wel eens
afdwalen naar zonovergoten paradijselijke oorden waar wuivende palmbomen
voor verkoeling zorgen. Of de gemiddelde Oost-Europese jood vroeger ook
dergelijke fantasieën koesterde, weten we niet. Wél verlangde men naar
Gan-Eden, het hemelse paradijs dat deugdzame joden wachtte na een leven
van sappelen. Diverse Jiddisje auteurs hebben geprobeerd zich een
voorstelling van het paradijs te maken, soms serieus, maar vaak toch met
een ironische ondertoon. Want zouden al die aartsvaders nooit ruzie met
elkaar hebben? En hoe paradijselijk was het eigenlijk in een hiernamaals
dat naast een joods paradijs ook nog een christelijk en een islamitisch
paradijs huisvestte?
klik hier
voor de inhoudsopgave van nummer 57
Grine Medine nummer
56
is begin oktober 2014 in boekvorm verschenen
Uit de inleiding:
De redactie van Grine medine is inmiddels opnieuw uitgebreid, en wel met
Kees van Hage. Hij promoveerde op 16 september j.l. op het proefschrift
A Tool of Remembrance: The Shofar in Modern Music, Literature and Art.
Heel toepasselijk debuteert hij in dit nummer met twee vertalingen over
sjofarblazers, ‘Mister Grien heeft een dzjob’ van Sjolem Alejchem en ‘De
oude Reb Sjimen’ van J.L. Perets. En deze verhalen passen weer mooi in
het thema van dit nummer, de synagoge. Der Nister, Anski, Melech Ravitch
en anderen beschrijven hun eigen, unieke ervaring met de gebeurtenissen
in en om de synagoge.
klik hier
voor de inhoudsopgave van nummer 56
Grine Medine nummer
55
is eind juli 2014 in boekvorm verschenen
Uit de inleiding:
Er was eens… Een beter begin valt niet te bedenken voor sprookjes,
legendes en volksverhalen. Als bij toverslag opent zich een wereld van
wonderen: dieren kunnen praten, tapijten kunnen vliegen, hoge bergen
gaan aan de wandel, vogels leggen gouden eieren, en water verandert in
wijn. Wie kent ze niet, de mooie verhalen vol geloof en bijgeloof.
Sommige gaan zelfs terug tot de eerste mens. Toen Adam uit het paradijs
werd verjaagd mocht hij een diamant meenemen, die hij meteen in een
rivier verloor. Tussen alle diamanten die in de rivier lagen kon hij de
zijne niet meer terugvinden, waarop een engel hem uitlachte en zei: ‘je
denkt toch niet dat jij de eerste bent die uit het paradijs is
verjaagd.’
De meeste vertellers zijn anoniem gebleven, maar in dit nummer van
Grine medine komt de trouwe lezer toch enkele bekenden tegen: De vrome
rebbe Nachman van Bratslav, wiens fantasie geen grenzen kende; de
beroemde etnograaf Anski, die ontelbare mondelinge vertellingen heeft
opgetekend; de Jiddisje schrijver Karpinovitsj, die zijn geboortestad
Wilne als het Jeruzalem van Litouwen heeft gekend, en er nu alleen nog
droeve herinnering terugvindt.
Verder in dit nummer: literaire chassidische jongeren in Amerika,
de lezing van Ariane Zwiers over de vereniging Anski en aandacht voor
het proefschrift van onze eindredacteur Hilde Pach, die deze maand
promoveerde op de zeventiendeeeuwse Jiddisje koeranten in Nederland.
klik hier
voor de inhoudsopgave van nummer 55
Grine Medine nummer
54
is eind april 2014 in boekvorm verschenen
Uit de inleiding:
Een nummer gewijd aan de sjabbat. Sjabbes, op zijn Jiddisj. Een dag om uitgebreid met elkaar te eten, om te lezen, om uit te rusten, én om geslachtsgemeenschap te hebben. Maar het jodendom zou het jodendom niet zijn als niet ook deze rustdag tot in de kleinste details gereglementeerd was. Daarom komen in dit nummer niet alleen de geneugten van sjabbes aan de orde, zoals in het ‘Sjabbesgezang’ van Kadya Molodowsky of ‘Eeuwig sjabbes’ van J.L. Perets, en zelfs ‘Prinses Sjabbat’ van Heinrich Heine, maar ook de eindeloze verveling en de tsjolent – de sjabbesstoofpot – die wel érg lang heeft staan pruttelen, zoals I.J. Singer zich die herinnert, of de verwachtingen waarmee de moeder van een pasgetrouwde vrouw haar dochter de stuipen op het lijf jaagt in ‘Een bedorven sjabbes’ van J.L. Perets. klik hier
voor de inhoudsopgave van nummer 54
Grine Medine nummer
53
is begin januari 2014 in boekvorm verschenen
Uit de inleiding:
Wilne. Honderden jaren was het een begrip in de joodse wereld. In de
zeventiende eeuw bogen grote geleerden zich er al over Tora en Talmoed,
een eeuw later bestreed de vermaarde Gaon van Wilne er het chassidisme. In de negentiende en twintigste eeuw werd Wilne
ook een centrum van seculiere joodse – en Jiddisje – cultuur; het was onder meer de bakermat van de vakbond de Boend, het toneelgezelschap de Wilner troepe, de schrijverskring Joeng Wilne en niet te vergeten het toonaangevende sociaal- en cultureel-wetenschappelijke instituut YIVO.
In dit nummer publiceren we werk van bekende en minder bekende leden van Joeng Wilne, zoals Avraham Sutzkever, Chaim Grade en Lejzer Wolf, en er zijn verhalen van naoorlogse schrijvers, zoals Josef Burg en dé chroniqueur van joods Wilne, Avraham Karpinovitsj.
klik hier
voor de inhoudsopgave van nummer 53
Grine Medine nummer
52
is begin november 2013 in boekvorm verschenen
Uit de inleiding:
Dit nummer gaat over de nieuwe wereld. Een nieuwe wereld die de door
pogroms en armoede geteisterde joodse bevolking van Oost-Europa aan het
eind van de negentiende eeuw hoop gaf op een beter leven. Sommigen
gingen vanuit een socialistisch ideaal naar Palestina, anderen zochten
gewoon hun geluk in Noord-Amerika. En weer anderen maakten met de
steun van een rijke Franse baron de oversteek naar Zuid-Amerika.
De zionisten dachten dat alleen een ‘eigen huis’ (in Palestina) het
joodse volk kon redden van de ondergang, anderen, filantropen en
territorialisten, zagen ook heil in joodse kolonies in verre
‘onbewoonde’ oorden van de wereld, tot Suriname toe. En dan was er het
Russische alternatief voor het zionisme: Birobidzjan en nog eerder het
geloof van de joodse revolutionairen dat het communisme het joodse
probleem zou oplossen. Achteraf moet worden geconcludeerd dat van alle
dromen alleen Israël levensvatbaar is gebleken – al zijn er mensen die
ook daar grote twijfels over hebben.
In dit nummer vindt u verhalen over Argentinië, Brazilië, Birobidzjan,
Palestina, joodse revolutionairen en ten slotte een prachtig verhaal van
Sjolem Alejchem over de man uit Buenos Aires. Ja, de joodse kolonisten
deden ook aan… vrouwenhandel. klik hier
voor de inhoudsopgave van nummer 52
Grine Medine nummer
51
is begin augustus 2013 in boekvorm verschenen
Uit de inleiding:
Niet omdat het komkommertijd is, niet omdat de zomer onze geest loom
heeft gemaakt, is deze GM 51 dunner dan u gewend bent. Waarom dan wel?
De redactie heeft zo’n stil vermoeden dat u het dubbeldikke nummer 50
nog niet hebt uitgelezen.
Bovendien, misschien gaat u met vakantie. Wat is er prettiger dan een
dunne GM in uw schoudertas? En mochten uw bescheiden verlangens tijdens
uw reis niet vervuld worden, dan kunt u zich troosten met de luchtige
wijsheden van Sjolem Alejchem.
Zoekt u een appartement in Tel Aviv? Lees Dire gelt oftewel
Kamer Sores, en u bent beter geïnformeerd dan door welke rijk
geïllustreerde reisgids ook.
Laat uw jengelende kroost een Jiddisj kinderrijmpje uit het hoofd leren.
Dat is een solide basis voor wie hoopt later Jiddisj te kunnen spreken.
Let wel op dat het geen steenkolenjiddisj wordt.
Laat u niet uitlachen als u gebruind of gestreept terugkeert van uw
zonnige uitstap. Ook daarover is een wijze les in deze reisgids te
vinden.
klik hier
voor de inhoudsopgave van nummer 51
Grine Medine nummer
50
is medio april 2013 als jubileumboek verschenen
Uit de inleiding:
In september 2000 verscheen het eerste nummer van Grine medine. Nu,
twaalf en een half jaar later, ligt het vijftigste nummer voor ons.
Reden genoeg om dit vijftigste nummer in een feestelijk kleedje te
hullen.
Met een zekere regelmaat zijn in de loop der jaren in Grine medine
biografieën van schrijvers en dichters verschenen, soms onder de titel
‘Wer iz wer’, soms onder de schrijversnaam. Portretten van kunstenaars
die hun creatieve zoektocht in Jiddisje woorden hebben gevat.
De redactie heeft tweeëntwintig van deze schetsen – soms bewerkt of
aangevuld – bijeengebracht als een ode aan hen, die de rijkdom en de
betekenis van de Jiddisje literatuur aan ons hebben doorgegeven. Elk
portret onthult de achtergronden van de auteur, zijn sociale
omstandigheden, zijn levensbeschouwing. Hij mag een naturalistisch
verteller zijn, filosoof, romanticus, een dwarse poëet of een
revolutionair, zijn eigenaardigheden verwijzen naar een rijpe persoonlijkheid.
Voor de lezer is het vijftigste nummer een klein naslagwerk, te
beginnen bij onze onsterfelijke klassiekers Mendele, Perets en Sjolem
Alejchem, om te eindigen bij twee eigentijdse dichters. Elke biografie
gaat vergezeld van fragmenten of citaten uit het werk van de maker.
klik hier
voor de inhoudsopgave van nummer 50
Grine Medine nummer 49
is eind december 2012 in boekvorm verschenen
Uit de inleiding:
Abraham Goldfaden noemde zichzelf de vader van het Jiddisje theater, en
niemand sprak hem tegen. De geboortedatum moet geweest zijn omstreeks
1876 en de geboorteplaats was Jassy, Roemenië, waar Goldfaden - volgens
zijn autobiografie – zelf optrad en de regie voerde. Aanvankelijk was
een voorstelling niet meer dan een verzameling liederen, aangevuld met
geïmproviseerde dialogen en grappen, maar ze groeide spoedig uit tot
professioneel theater.
Nieuwe Jiddisje theatergroepen vormden zich, en niet alleen in Oost en
Zuid-Europa, maar overal ter wereld waar zich Jiddisj sprekende
emigranten bevonden. De grootste bloei voltrok zich na de Eerste
Wereldoorlog.
Evenals anderstalig toneel produceerde Jiddisj theater een diversiteit
aan stijlen, inhoud, en niveau: klassiek theater, sociaal theater,
kluchten, populistisch melodrama, muziektheater, cultuurtheater, tot en
met avant-garde toneel , waarmee het Moskouse Goset in de eerste
helft van de vorige eeuw de theaterkunst nieuw leven inblies (zie Grine
medine nummer 9).
In dit nummer vindt u een keuze uit de grote verscheidenheid binnen het
- historisch gezien - jonge Jiddisje toneel, dat van Odessa tot Rio de
Janeiro en New York door toeschouwers en recensenten werd bejubeld of
uitgefloten.
De fraaie theaterdecors en –kostuums van Boris Aronson zullen zeker uw
aandacht trekken.
klik hier
voor de inhoudsopgave van nummer 49
Grine Medine nummer 48
is begin oktober 2012 in boekvorm verschenen
Uit de inleiding:
Reizen is iets wat joden al sinds mensenheugenis doen. En van die reizen wordt verslag gedaan. Denk maar aan de lotgevallen van Mozes en zijn volk in de Sinaï, en, heel wat eeuwen later, de reizen van Benjamin van Tudela. Sommige reizigers waren avonturiers, die de wijde wereld wilden verkennen, maar vaker was de reislust van joden uit nood geboren: ze moesten vluchten omdat ze vervolgd werden in het land waar ze woonden, of ze gingen door armoede gedwongen op zoek naar een betere toekomst elders. Dat gold voor de joden van honderden jaren geleden, maar evenzeer voor de negentiende- en twintigste-eeuwse Jiddisj sprekende joden die in dit nummer van Grine medine vertegenwoordigd zijn.
Mendeles Benjomin de Derde was een echte avonturier, al kwam hij dan
niet ver. Melech Ravitch zocht in Australië ook wel avontuur, maar was
toch vooral serieus op zoek naar een alternatief joods thuisland. Net
als Der Nister, die het heil in Birobidzjan lijkt te zoeken. Bekende en
minder bekende dichters beschrijven de genoegens van het reizen of juist
de eenzaamheid die ermee gepaard gaat. En J.L. Perets reist het liefst
met een boek op schoot in zijn eigen leunstoel. Dankzij schrijvers en
dichters beleeft de lezer de mooiste avonturen.
klik hier
voor de inhoudsopgave van nummer 48
Grine Medine nummer 47
is eind juni 2012 in boekvorm verschenen
Uit de inleiding:
In Wrocław, Gdańsk, Poznań en Donetsk woonden vrij weinig joden, maar
Charkov, Lviv, Kiev en Warschau roepen herinneringen op aan het joodse
leven daar, en aan de vernietiging ervan. Iets van dat leven is nog
terug te vinden in de literatuur, zoals Fred Borensztajn laat zien in
zijn artikel over Lviv – of liever gezegd, over Lwów en Lemberg. Aan
Warschau hebben we eerder een heel nummer besteed, en Kiev is genoegzaam
bekend als het Jehoepets van Sjolem Aleichem.
Over Charkov publiceren we een artikel van Der Nister, die de eeuwig
rokende schoorstenen van de socialistische staat bezingt. Vermoedelijk
schreef Der Nister deze lofzang niet zozeer uit bevlogenheid, maar omdat
zijn eigen schoorsteen moest roken.
Het is de vraag of de joden die woonden in wat nu Polen en Oekraïne
heet, zich konden voorstellen dat daar ooit een EK Voetbal gespeeld zou
worden, maar dat wil niet zeggen dat ze geen interesse in sport hadden.
De arbeiderssportvereniging Morgnsjtern was eind jaren twintig en begin
jaren dertig een begrip in joods én niet-joods Polen.
klik hier
voor de inhoudsopgave van nummer 47
Grine Medine nummer 46
is eind maart 2012 in boekvorm verschenen
Uit de inleiding:
De zee. Heel wat Oost-Europese joden hebben hem nooit van hun leven met eigen ogen aanschouwd. Anderen voelden zich thuis aan de Zwarte Zee, of juist niet, zoals Josef Burg. En de tallozen die naar Amerika emigreerden, naar Palestina of naar Zuid-Afrika, zagen tijdens hun overtocht vaak wekenlang niets anders dan zee. Lamed Shapiro schrijft erover, en Isaac Bashevis Singer. Eenmaal in hun nieuwe vaderland zochten sommigen de zee op, zoals Rajzel Żychliński. In Israël wordt Jam Kineret ook als een soort zee beschouwd, waar volgens Lejb Koerland onjoodse vissen zwemmen! Intussen maakte de profeet Jona lang geleden al hardhandig kennis met een vis in de Middellandse Zee; Jehojesj vertaalde ook dit Bijbelboek in het Jiddisj. Tot slot is de zee – waar dan ook – een dankbaar onderwerp voor heel wat dichters, zoals Rivke Basman en Chaim Grade. klik hier
voor de inhoudsopgave van nummer 46
Grine Medine nummer 45
is eind december 2011 in boekvorm verschenen
Uit de inleiding:
‘Als ik toch eens rijk was…’ is misschien wel de bekendste uitroep van
een personage uit de Jiddisje literatuur. In werkelijkheid is deze
verzuchting van Tevje niet terug te vinden bij Sjolem Aleichem, maar
komt hij uit de op zijn boeken gebaseerde musical. Niettemin is de
Jiddisje literatuur vol van de tegenstelling tussen arm en rijk. Dat was
al zo in de zeventiende eeuw, getuige de hier opgenomen fabel over een
rijke man die een bedelaar bijna laat verhongeren, en het is nog steeds
zo, volgens het gedicht ‘PANTA REI’ van Lev Berinski. Daartussenin
treffen we dus Tevje aan, in een artikel van Fred Borensztajn, die de
musicalteksten met de bron vergelijkt. Verder lezen we bij Jisroël Rabon
over een moeder die haar laatste geld aan de dokter geeft om de arm van
haar zoontje te redden (al heeft het zoontje aanvankelijk meer
belangstelling voor de schitterende etalages in de grote stad), terwijl
Avrom Reisen het standpunt belicht van de rijke jood, die het ook niet
makkelijk blijkt te hebben. En Kees Naaktgeboren belicht leven en werk
van Morris Rosenfeld, die de sweatshops uit eigen ervaring kende en er
bovendien gevoelvolle verzen over schreef.
klik hier
voor de inhoudsopgave van nummer 45
Grine Medine nummer 44
is medio oktober 2011 in boekvorm verschenen
Uit de inleiding:
Veel van de vroege filmproducenten, -regisseurs en -acteurs in Hollywood hadden Jiddisj als moedertaal. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat ze ook allemaal Jiddisje films maakten, de meeste zochten een groter publiek en zagen meer heil in Engels. Toch zijn er al vanaf 1910 Jiddisje films gemaakt, eerst zonder geluid, met Jiddisje teksten, later Jiddisj gesproken, in Polen, de Sovjet-Unie en in Amerika. Maar joden, ook Jiddisj-sprekende, gingen evengoed naar anderstalige films, en verras-send veel auteurs schreven over stelletjes die samen naar de film gingen. Bij Jisroël Rabon in de Balut moeten ze zich nog behelpen met een simpel kijkkastje, het stel bij Varsjavski vergaapt zich aan een Amerikaanse western, en het New Yorkse liefdespaar bij Lamed Shapiro bekijkt het hele programma in de bioscoop in 42nd Street: nieuws, comedy en tot slot de romantische hoofdfilm.
In een ander fragment wekt Jisroël Rabon een vergeten figuur tot leven: de explicateur, die de stomme film van commentaar moest voor-zien, iets wat de explicateur van bioscoop Venus in Łódź iets té enthousiast
doet.
klik hier
voor de inhoudsopgave van nummer 44
Grine Medine nummer 43
is begin augustus 2011 in boekvorm verschenen
Uit de inleiding:
Na Warschau, New York en Berlijn is het thema van dit nummer Amsterdam.
Amsterdam, waar al bijna tweehonderd jaar nauwelijks meer
Jiddisj wordt gesproken? Ja, en dat is precies waar veel van de
bijdragen over gaan.
Joseph Opatoshu bezoekt begin jaren dertig het PEN-congres en maakt een
wandelingetje over het Waterlooplein. Hij komt er een oud vrouwtje
tegen dat ‘Jodisj’ zegt te spreken, maar dat stelt weinig voor. De show
wordt – in het Nederlands – gestolen door de beroemde marktkoopman
Kokadorus, die tegenover de auteur zijn zorgen uit over de teloorgang
van het joodse ‘getto’: ze willen de huisjes afbreken en van de smalle
steegjes brede straten maken. En even verderop staat David Wijnkoop de
communistische heilsleer te verkondigen: ‘de nieuwe tien geboden’. Het
Jiddisj ligt in de Portugese bibliotheek, verzucht Opatoshu, doelend op
de zeventiende-eeuwse Koerant. Dat er ook in de achttiende eeuw nog
Jiddisj werd gesproken, blijkt uit het artikel van Bart Wallet en uit de
kroniek van Prins. En kort voor de Tweede Wereldoorlog kwam er een
nieuwe Jiddisje golf, van Oost-Europese vluchtelingen. Chaia Raismann
schreef in 1931 zelfs een Jiddisj boek, dat verscheen bij de
Arbeiderspers.
klik hier
voor de inhoudsopgave van nummer 43
Grine Medine nummer 42
is begin mei 2011 in boekvorm verschenen
Uit de inleiding:
In dit nummer komen verschillende aspecten aan bod van die
fascinerende jaren twintig in Berlijn, de tijd van de Weimarrepubliek,
waarin aanvankelijk alles mogelijk leek. In Fisjl Sjneoersons
‘Merkwaardige gebeurtenis’ zien we de traditionele chassidiem uit Polen
aangestaard worden door moderne Duitsers. Israel Joshua Singer laat zien
hoe binnen drie generaties van één familie het Jiddisj het onderspit
delft. Nachoem Stencl is een voorbeeld van een oorspronkelijk orthodoxe
Poolse jood die in Berlijn het bohèmeleven omarmt en regelmatig vertoeft
in het beroemde Romanische Café. De drie zusters van Bergelson bieden
alle mannen die in Berlijn verzeild raken een gastvrij onthaal in hun
pension, of toch niet?
Maar de vrijheid was van korte duur. Al halverwege de jaren twintig
wordt het klimaat voor joden minder vriendelijk, en de meeste bohemiens
keren terug naar hun vaderland of trekken juist verder, naar Parijs,
Londen, New York of Tel Aviv. Itsik Manger beschrijft de boekverbranding
van 1933, toen er van vrijgevochten kosmopolitisme niets meer over was.
Al hield Nachoem Stencl het nog uit tot 1936, om uiteindelijk – zo gaat
het verhaal althans – te ontsnappen in een doodskist.
klik hier
voor de inhoudsopgave van nummer 42
Grine Medine nummer 41
is medio januari 2011 in boekvorm verschenen
Uit de inleiding:
In het begin van de twintigste eeuw kwamen de immigranten met
bootladingen tegelijk de Nieuwe Wereld binnen. En dat ging niet altijd
zonder slag of stoot. Gershon in Chaver-Pavers ‘Washington Avenue’ stapt
dapper in de subway op weg naar een sollicitatiegesprek, maar wordt door
de conducteur behandeld als een onmondig wezen. De hoofdpersoon uit ‘De
advocaat’ van Dovid Pinski zou wensen dat hij nooit in Amerika was
terechtgekomen als hij zijn bloedeigen nichtje op sjabbes ziet fietsen
met een man! En Opatoshu’s ‘Sam’ gaat om een meisje de confrontatie aan
met een Italiaan.
Een rots in de branding voor de integrerende joden was vanaf 1897 het
Jiddisje dagblad de Forverts. Het boegbeeld daarvan was bijna
vijftig jaar lang (van 1903 tot 1951) Abraham Cahan, zelf ooit ook een
nieuwe immigrant. In ‘Duitse, Litouwse en Poolse joden’ laat hij zien
hoeveel verschillende soorten joodse immigranten er waren in New York.
Wat voor sfeer het New York van de eerste helft van de vorige eeuw had,
lezen we in de gedichten van Raizl Zychlinski, Kadya Molodowsky en Joed
Teller. En het gedicht van de Amerikaanse komiek Gene Wilder laat zien
wat er van het Jiddisj blijft hangen bij de kinderen en kleinkinderen
van de immigranten.
Niet ver van New York ligt Amherst, maar voor de schitterende digitale
bibliotheek van het daar gevestigde Yiddish Book Center hoeft u het huis
niet uit, schrijft Jan Jonk de Koning.
En tot slot nieuws uit eigen land. Fotograaf Boris Kowadlo, wiens werk
tentoongesteld wordt in het Joods Historisch Museum, schreef zijn
herinneringen in een schriftje. Zijn dochter ontdekte het bij de
voorbe-reiding van de tentoonstelling, Ariane Zwiers vertaalde een
aantal fragmenten. Net als de nieuwkomers in New York keek hij na zijn
emigratie uit Polen in 1931 zijn ogen uit in zijn nieuwe vaderland.
klik hier
voor de inhoudsopgave van nummer 41
Grine Medine nummer 40
is eind oktober 2010 in boekvorm verschenen
Uit de inleiding:
In dit jubileumnummer wordt door Hilde Pach teruggeblikt op 10 jaar
Grine medine. Ter gelegenheid van dit jubileum gaf Meir Shalev ons - op
verzoek van de vertaler, Ruben van Hasselt - toestemming enige passages
uit zijn nieuwe boek 'Het zat zo' te publiceren. Ze gaan over de
moeilijke verhouding tussen de zionistische cultuur en de Jiddisje taal.
Het stuk heeft de titel 'De eerste Jiddisje stofzuiger in Palestina'.
Ook nummer 40 is een themanummer, het thema is de stad Warschau. Sommige
stukken zullen wat zwaar zijn, zoals De Milastraat van Jitschak
Katzenelson en Smokkel in het getto van Warschau van Perets Opoczynski.
Verder proza van o.a. Sjolem Asch, Bashevis Singer en Ozer Varsjavski en
poezie van Kadya Molodowsky.
klik hier
voor de inhoudsopgave van nummer 40
Grine Medine nummer
39
is eind juli 2010 in boekvorm verschenen
Uit de inleiding:
Het sjtetl. Veel bezongen, vaak verguisd. En voorgoed verdwenen. Mayer Kirshenblatt, bijgenaamd Mayer July, bewaarde zijn herinneringen
aan het sjtetl van zijn jeugd door er schilderijen en tekeningen van te
maken. In dit nummer leest u over de prachtige tentoonstelling van zijn
werk in het Joods Historisch Museum.
Grote geesten als Mendele Moicher Sforim en Marc Chagall vonden hun
inspiratie in het sjtetl, maar het leven kon er ook wel eens bekrompen
en geestdodend zijn. Er waren beroemde sjtetls als Chelm, waarover het
gedicht van Mirjam Ulinover gaat, en onbekende, zoals Lenin, waar zich
niettemin kleurrijke personages ophielden, zoals Berele de Boekverkoper.
In het sjtetl van Koelbaks Zelmenjaner werd de aanleg van elektriciteit
als een revolutie ervaren, maar ook in het geheel geëlektrificeerde New
York bleef de sjtetlcultuur nog lang bestaan, zoals blijkt uit Chaver
Pavers ‘Het Brownsvillese landschap’. Ook Izi Charik, Jacob Glatstein,
Jacob Zipper en anonieme vertellers en liedjesschrijvers bezingen in dit
nummer de positieve en negatieve aspecten van het sjtetl.
klik hier
voor de inhoudsopgave van nummer 39
Grine Medine nummer
38
is april 2010 in boekvorm verschenen
Uit de inleiding:
Dit nummer is voor een groot deel gewijd aan de in januari van dit
jaar overleden dichter Abraham Sutzkever. Behalve een bespreking van
zijn gedichten door Willy Brill (In regen, in sneeuw en vuur) vindt u
een kleine selectie uit zijn werk. Het accent ligt op de poëzie (Uit
tien verrijst een volk, Schooljuffrouw Mira), maar er zit behalve
‘klein proza’ (Het ringetje, De niemand) dat vaak wat absurdistisch
aandoet, ook een verrassend ‘simpele’ vertelling uit 1994 bij: De
briljant.
Naast de klassieke dichter Sutzkever ook een moderne Jiddisje dichter:
Michael Felsenbaum. Hij bood ons zijn Holendisje Lider aan, een
primeur. Willy Brill zorgde voor de vertaling.
Justus van de Kamp geeft commentaar op het geruchtmakende boek van Jits
van Straten over de herkomst van de Asjkenazische joden – waarin hij
alle gangbare theorieën in deze bestrijdt - en de ontstaansgeschiedenis
van het Jiddisj. Er is al veel over dit boek geschreven, maar hier
krijgt vooral zijn theorie over het Jiddisj aandacht.
Bart Wallet deed onderzoek naar een in het Jiddisj geschreven blad,
Oenzer brik, dat in de eerste jaren na de oorlog werd gepubliceerd
ten behoeve van een groep displaced persons uit de
vluchtelingenkampen die als een vorm van genade in Nederland was
toegelaten. Het eerste nummer verscheen in juli 1949, waarna het bijna
een jaar lang maandelijks uitkwam.
klik hier
voor de inhoudsopgave van nummer 38
Grine Medine nummer
37
is half januari 2010 in boekvorm verschenen
Uit de inleiding:
Eten is in de joodse cultuur altijd veel meer geweest dan het
simpelweg vullen van de maag. De strenge spijswetten dwingen joden om
stil te staan bij wat ze al dan niet in hun mond stoppen. Vaak ook nog
als ze nergens meer in geloven. Welgestelde joden toonden hun rijkdom
door het bereiden van copieuze maaltijden, zoals de familie Loksjntopov
in Sjolem Aleichems ‘Wos iz Chanoeke?’ Arme joden fantaseerden erover,
zoals het echtpaar dat zo graag varnitsjkes wil eten, desnoods
zonder ingrediënten. Eten kan ook een bron van misverstanden vormen,
zoals blijkt uit Tasjraks verhaal ‘Buren’, waarin misses Cohen haar
katholieke buurvrouw misses Fitzsimons niet durft te vertellen waarom ze
de overheerlijke pie met spek niet opeet. Het koken van jam kan tot
vreugde leiden, zoals blijkt uit Zalman Sjneoers ‘Jam koken’, terwijl,
lehavdl, gevangenen in de concentratiekampen het leven draaglijk
probeerden te maken door te fantaseren over de heerlijkste gerechten. En
natuurlijk kan in een nummer over eten geen recept ontbreken van het
joodse gerecht bij uitstek: gefilte fisj.
Vergeet u tot slot niet te kijken naar de mooie houtskooltekeningen van
beeldend kunstenares Ieke Spiekman, die vanaf dit nummer onze vaste
illustratrice is.
klik hier
voor de inhoudsopgave van nummer 37
Grine Medine nummer
36
is eind oktober 2009 in boekvorm verschenen
Uit de inleiding:
Joden zijn van oudsher actief in de handel. Vaak noodgedwongen,
omdat ze geen ander werk mochten doen. Dat velen van de nood een deugd
maakten, blijkt uit het feit dat heel wat succesvolle ondernemingen ooit
door joden zijn opgericht. Maar natuurlijk zijn er altijd veel meer
kleine handelaartjes geweest dan bankiers en warenhuiseigenaren. Over
die marktkooplieden en winkeliertjes gaan veel van de verhalen in dit
nummer. Sommigen begonnen al vroeg, zoals Sjolem Aleichems Motl, die
kwas verkocht, of de acteur Joseph Buloff, die als kind ooit broodjes
van zand aan de man probeerde te brengen. Anderen, zoals de
paardenkoopman uit Chelm, beproefden hun handelskwaliteiten slechts
eenmaal, maar voor de meesten was het gewoon een leven lang ploeteren.
Lees maar hoe het eraan toeging op de markt van de stad N. bij Der
Nister, of bij het kleermakertje, het schoenmakertje en het winkeliertje
uit het bekende lied-je. Verder een mooi verhaal van Josef Burg over een
dichter die zijn waar aanvankelijk juist níét aan de man wil brengen.
klik hier
voor de inhoudsopgave van nummer 36
Grine Medine nummer
35
is eind juli 2009 in boekvorm verschenen
Uit de inleiding:
Van je familie moet je het hebben. Dat geldt ook voor Jiddisje
schrijvers. Glikl Hamel schreef al in de zeventiende eeuw haar
herinneringen op voor haar kinderen, maar de meeste van die
herinneringen gaan ook over haar kinderen, en over haar man, die
ze zo mist na zijn dood. Ook Chaim Grade miste zijn moeder, vermoord
door de Duitsers, en richtte een ‘literaire matseive’ voor haar
op. En Lev Berinski bedacht alvast hoe het grafmonument voor zijn vader
er over honderd jaar bij zal staan.
En zo zijn er nog veel meer herinneringen van schrijvers aan hun
familieleden, bekende auteurs zoals Melech Ravitsj, en onbekend gebleven
schrijvers, zoals de in de negentiende eeuw geboren Poolse Rochele, wier
mooie ‘Vrouwenleven’ tientallen jaren lag te verstoffen voordat Willy
Brill het verzoek kreeg het te vertalen.
klik hier
voor de inhoudsopgave van nummer 35
|