Verder besloten we ook uitspraak, buiging
en herkomst te vermelden, en er kwamen transcriptievoorschriften. Voordat
het zo ver was, moesten we bepalen wat we wilden opnemen. We kwamen tot de
volgende definitie: ‘uit het Hebreeuws of Jiddisj afkomstige woorden die
meer dan incidenteel gebruikt worden in het hedendaags Nederlands, ook al
gebeurt dit soms alleen in bepaalde contexten of taalkringen’. Hieronder
vielen ook namen van bekende personen uit de joodse geschiedenis en uit
het moderne Israël, veel voorkomende Israëlische voornamen, geografische
namen, namen van joodse maanden, feestdagen, bijbelboeken, toraperikopen,
gebeden, religieuze geschriften, instellingen en periodieken. Ook
Bargoense woorden van Hebreeuwse of Jiddisje afkomst zijn opgenomen.
Bargoens
Wat heeft een lezer van Grine medine, of meer in het algemeen, een
liefhebber van het Jiddisj aan dit boekje? Om te beginnen bevat het een
schat aan informatie over Jiddisje woorden die deel zijn gaan uitmaken van
het Nederlands. Soms gaat het om woorden die alleen in joodse kring
gebruikt worden, zoals tacheles, resjaffen of sjivve, maar vaak zijn het
algemeen bekende woorden: mazzel, ibbel of lef. Er zijn eerder
woordenboeken van het Nederlands Jiddisj verschenen. Het bekendste is
Sjeëriet. Resten van een taal van Hartog Beem uit 1966. Ook is er het
Bargoens woordenboek van Enno Endt uit 1974, dat veel woorden van Jiddisje
herkomst bevat. Natuurlijk hebben we deze boeken doorgenomen bij het
verzamelen van ons materiaal, evenals Van Dale en andere woordenboeken,
kookboeken, kranten, romans en boeken over het jodendom. Toch zijn lang
niet alle Jiddisje en Bargoense woorden die we daarin gevonden hebben, in
ons boekje terechtgekomen. Criterium was of ze nog voorkomen in het
hedendaagse Nederlands. We zijn daarbij niet alleen op ons eigen oordeel
afgegaan, maar hebben advies gevraagd aan joodse en nietjoodse
taalgebruikers van verschillende leeftijd en achtergrond.
Bijna alle Jiddisje woorden in het boekje zijn overblijfselen van het
West-Jiddisj, de taal die tot in de negentiende eeuw door Nederlandse
joden werd gesproken. Aangezien het om Nederlandse woorden gaat, zij het
van vreemde herkomst, is transcriptie hier niet aan de orde. Ze worden in
Latijnse letters geschreven, maar vaak wel op verschillende manieren. Soms
ligt de spelling vast op grond van traditie, en soms zijn er verschillende
tradities. Zo spreken zowel Beem als Van Dale van gotspe en gein, maar
heeft Beem darnaast ook nog chotspe en chein. De laatste vormen, die je
als transcripties zou kunnen beschouwen, noemt Beem Jiddisj, de tweede
Nederlands. Wij waren van mening dat de vormen met ch nauwelijks nog
gebruikt worden en hebben daarom alleen gotspe en gein opgenomen.
Koosjer
Er zijn ook woorden waarvan de spelling niet vastligt. Om maar weer eens
een bekend woord bij de kop te nemen: naast koosjer kom je ook kosjer en
kosher tegen. In dergelijke gevallen hebben we geprobeerd regelend op te
treden. Een van onze uitgangspunten was dat de uitspraak zo goed mogelijk
benaderd moet worden, maar wel met inachtneming van het Nederlandse
spellingssysteem. Kosher valt daarom af: de sh is de Engelse weergave van
de klank [sj], en waarom zou je die in het Nederlands niet met sj
weergeven? (Hetzelfde geldt overigens voor woorden die oorspronkelijk uit
het Duits komen, zoals fisj, dat nog vaak als fisch, of zelfs
Fisch wordt
geschreven. Het Jiddisj heeft weliswaar Duitse wortels, maar het is echt
een andere taal, die bovendien in Hebreeuwse letters wordt geschreven. Dus
ook hier gebruiken we gewoon sj.) Maar is het nu koosjer of
kosjer? Dat is
een vraag waarover we in de werkgroep langdurig van gedachten hebben
gewisseld. Een algemene regel die wij hanteerden is dat ‘lange’ klinkers
[aa], [ee], [ie], [oo], [oe] in het algemeen weergegeven worden met één
letter (zoals maken), behalve in beklemtoonde gesloten lettergrepen (zoals
maakte). Maar daar doemde de eerste moeilijkheid op. Wat is de eerste
lettergreep van ko(o)sjer? Volgens het Groene Boekje is het koos·jer. Dat
ziet er logisch uit op het eerste gezicht. Behalve als je weet dat de
klank [sj] in het Jiddisj weergegeven wordt door één letter, de sjien. Wij
hadden er moeite mee om als het ware midden in die letter af te breken.
(Hetzelfde geldt voor de [ts], die wordt weergegeven door de tsaddi.) Dat
betekende dat we voor de sj zouden moeten afbreken: ko·sjer dus? Dat bleek
de vraag. We kennen in het Nederlands maar één voorbeeld van zo’n
onscheidbare lettercombinatie, de ch. Wordt deze voorafgegaan door een
‘lange’ klinker, dan wordt die klinker verdubbeld: goochelen. Een niet
verdubbelde klinker in die positie is ‘kort’: pochen. Naar analogie
hiervan hebben we uiteindelijk gekozen voor koosjer.
Klezmermuziek
De meeste teksten die in transcriptie in Grine medine verschijnen, zijn
geschreven in het Oost-Jiddisj. Voor het ontcijferen van zo’n tekst heb je
aan de spellinglijst zelf dus niet zo veel. Maar daarvoor is dan weer het
transcriptievoorschrift. Dat is juist bedoeld voor het in het Nederlands
weergeven van het hedendaagse Jiddisj.
Pogingen om tot een standaardtranscriptie van het Jiddisj te komen zijn
niet altijd succesvol geweest. In Amerika heeft het YIVO een transcriptie
voorgesteld, die weliswaar niet algemeen geaccepteerd is, maar toch veel
gebruikt wordt. Deze gaat echter uit van het Engelse taalsysteem en is
daardoor minder geschikt voor het Nederlands. In Nederland heeft nooit een
standaardtranscriptie van het Jiddisj bestaan. Niet zo verwonderlijk, want
anders dan in Amerika wordt hier nauwelijks Jiddisj gesproken. Toch
verschijnen er regelmatig vertalingen uit het Jiddisj, maar ook uit het
Hebreeuws, het Engels en andere talen, waarin getranscribeerd Jiddisj
voorkomt. Ook cd’s met klezmermuziek gaan vergezeld van een tekstboekje
met de getranscribeerde liedteksten. Tot nu toe handelde iedereen daarbij
naar bevind van zaken, hetgeen een bonte mengelmoes aan spellingen
opleverde. Tijd voor het scheppen van wat orde in de chaos dus.
Net als bij de spellingregels voor de Nederlands-Jiddisje woorden hebben
we voor het weergeven van het nu nog in gebruik zijnde Oost-Jiddisj
gekozen voor een transcriptiesysteem dat de uitspraak zo goed mogelijk
benadert. Met de kanttekening dat dé uitspraak niet bestaat. Binnen het
Oost-Jiddisj bestaan diverse dialecten; wij hebben geprobeerd uit te gaan
van de min of meer gangbare uitspraak zoals die door het YIVO is
voorgesteld. Daarnaast hebben we rekening gehouden met de Nederlandse
spellingregels en geprobeerd on-Nederlandse lettercombinaties te
voorkomen. Het hoeft geen betoog dat dit aanmerkelijk simpeler klinkt dan
het in de praktijk bleek te zijn. Over de tweeklanken zijn bijvoorbeeld
tot in het laatste stadium heftige discussies gevoerd. Schrijf je aj, ej,
oj, of ai, ei, oi? Over de ai/aj en de oi/oj waren we het vrij snel eens.
Voor de uitspraak maakt het weinig uit of je het met een i of een
j
schrijft. Aangezien een j aan het eind van een woord een on-Nederlands
woordbeeld oplevert, kozen we voor oi. Dat lag anders voor ei/ej als
weergave van de tweeklank tswej joedn. De uitspraak hiervan ligt namelijk
aanzienlijk dichter bij [ej] of zelfs [ee] dan bij [ei]. Maar ja, ej
is
een vreemde eend in de bijt van de Nederlandse spelling. Wat is nu
belangrijker, het Nederlandse woordbeeld of de juiste uitspraak? We konden
er geen unaniem besluit over nemen. Even hebben we zelfs ee overwogen,
maar dat vonden we toch te weinig recht doen aan het tweeklankkarakter van
tswej joedn. De spelling van het woord tswej joedn zoals hier weergegeven,
geeft al aan welke stroming binnen de werkgroep uiteindelijk gewonnen
heeft: het is ej geworden, maar niet zonder tandengeknars.
Een ander punt waarover lang gesproken is, is de weergave van de eindklank
in woorden als jidn, drejdl of sjtetl. In het Jiddisj hoor je hier
nauwelijks een klinker, hetgeen pleit voor een spelling zonder e. Maar ook
dit veroorzaakte een woordbeeld dat in strijd is met de Nederlandse
spellingregels. In dit geval heeft in de werkgroep de stroming gewonnen
die pleitte voor een Nederlands woordbeeld, en zo is het – wederom niet
tot ieders genoegen – jidden en drejdel geworden. Maar de spelling
sjtettel vonden we unaniem te ver gaan. De verdubbeling van de
t is
volgens een andere regel nodig om de uitspraak [sjteetel] te voorkomen,
maar het dan ontstane woordbeeld zou te veel afwijken van de inmiddels in
het Nederlands al redelijk ingeburgerde spelling sjtetl.
Er is maar weinig wat zo veel discussie oproept als spelling. Toch wilden
wij een lijst maken die voor zo veel mogelijk mensen acceptabel was.
Daarom overlegde de werkgroep regelmatig met de raad, een adviesorgaan van
deskundigen dat de voorstellen van commentaar voorzag. Een grotere groep
van deskundigen of gewoon geïnteresseerden gaf – soms zeer gedetailleerd –
commentaar op conceptversies van de lijst. Behalve voor gewone gebruikers
wilden we dat de lijst ook acceptabel zou zijn voor gevestigde instituties
als Van Dale en de Taalunie, die verantwoordelijk is voor het Groene
Boekje. Alleen dan zou de lijst gebruikt kunnen worden bij de
samenstelling van een nieuwe editie van het Groene Boekje en Van Dale.
Iets waaraan wij veel waarde hechtten, omdat de huidige spelling en
omschrijving van Hebreeuwse en Jiddisje woorden in deze publicaties
bepaald niet perfect zijn. Daarover hebben we goede afspraken kunnen
maken.
Grine medine en de lijst
De redactie van Grine medine heeft officieel geen bemoeienis met de
totstandkoming van het boekje, ook al zijn de voorzitter van de Stichting
Jiddisj en een van de redactieleden tevens lid van de werkgroep en hebben
individuele redactieleden de werkgroep geadviseerd. Op de meeste punten
zal de redactie het transcriptievoorschrift volgen, maar ze vindt bij het
transcriberen van teksten de uitspraak doorgaans belangrijker dan het
Nederlandse woordbeeld. Daarom is ze minder enthousiast over spellingen
als jidden en drejdel, vandaar dat het in Grine medine
jidn en drejdl
blijft. Vandaar ook dat u hierboven tswej joedn las, en niet tswej joeden,
zoals in de woordenlijst staat. Daarentegen doet het de redactie veel
plezier dat de klank van de letter tswej joedn weergegeven wordt als
ej.
Al met al is de redactie blij met de komst van het boekje, in de hoop dat
die zal leiden tot meer eenheid in de transcriptie van het Jiddisj.
Henk Heikens, Henk Meijering, Hilde Pach, Jaap de Rooij, Abraham Rosenberg
en Ariane Zwiers, Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands. Sdu,
Den Haag 2002. ISBN 90 12 09293 0. 336 pagina’s. € 22,-.
Transcriptievoorschrift
Op blz 52 (3.3) van het oranje boekje staat een voorschrift voor de
transcriptie van Jiddisje teksten in het Nederlands. De voornaamste
letter(combinaties) staan hieronder:

Voorbeeld transcriptie
Hieronder de Engelse (YIVO)
transcriptie en de Nederlandse transcriptie van een korte tekst van
Sutzkever (Groen Aquarium). De YIVO transcriptie is verkregen met een
hulpprogramma van Refoyl Finkl

Klik op de The Yiddish
Typewriter
Skotsl
kumt. Mayn papirener foygl iz do. Di tsarte fedem fun mayn kholem-nets
vern tserisn fun zayn tempn shnobl in mayn glezerner balkontir afn dritn
gorn. Durkh der tserisener nets rinen aroys di nakht-gefangene bilder un
simboln fun mayn funandergeshpilter tsveyter neshome, vos iz yung un
hersherish bloyz demolt ven ikh shlof. Atsind vet zi bald ayndrimlen un
s’vet ibernemen di hershaft iber ale mayne tuungen di ander neshome: di
reale, di tog-teglekhe.
Ikh ze durkh di vyes vi durkh a regn: s’rinen aroys durkh der
tserisener nets mayne ale gefangene oytsres un faln arayn mit a
khoyzekdikn geplyesk in a moyredikn opgrunt.
Pavolinke efn ikh di balkontir un breng arayn dem papirenem foygl in
mayn shloftsimer.
Untn, af der leydiker gas, bavayz ikh nokh tsu batrakhtn dem
tsaytung-varfer mitn ledernem kasketl. Take dem vos itlekhn baginen varft
er aruf kuntsik af mayn balkon di tsaytung, arumgebundn mit a roytn
shnirele...
Skotsl koemt. Main
papirener foigl iz do. Di tsarte fedem foen main cholem-nets wern tserisn
foen zain tempn sjnobl in main glezerner balkontir afn dritn gorn. Doerch
der tserisener nets rinen arois di nacht-gefangene bilder oen simboln foen
main foenandergesjpilter tswejter nesjome, wos iz joeng oen hersjerisj
bloiz demolt wen ich sjlof. Atsind wet zi bald aindrimlen oen s’wet
ibernemen di hersjaft iber ale maine toeoengen di ander nesjome: di reale,
di tog-tegleche.
Ich ze doerch di wieës wi doerch a regn: s’rinen arois doerch der
tserisener nets maine ale gefangene oitsres oen faln arain mit a
choizekdikn geplieësk in a moiredikn opgroent.
Pawolinke efn ich di balkontir oen breng arain dem papirenem foigl in
main sjloftsimer.
Oentn, af der lejdiker gas, bawaiz ich noch tsoe batrachtn dem
tsaitoeng-warfer mitn ledernem kasketl. Take dem wos itlechn baginen warft
er aroef koentsik af main balkon di tsaitoeng, aroemgeboendn mit a roitn
sjnirele...
naar het begin van dit
artikel
Laatst bijgewerkt op
21-11-2011 |